Grafitti en de hobo-code

Hoe 19de eeuwse arbeidsnomaden nog steeds de straatcultuur beïnvloeden

Samen met zijn Spaanse collega Felipe VI opende Koning Willem-Alexander vorige week de tentoonstelling DUO in het STRAAT Museum, in Amsterdam. Het zijn tien nieuwe muurschilderingen (van 5 bij 3,5 meter) die “de lange culturele geschiedenis van Spanje en Nederland visueel verkenne”.

Die moesten we dus even met eigen ogen gaan bekijken. 
STRAAT is het graffiti en street-art museum van Amsterdam, op de NDSM werf. In een grote hal, van vloer tot plafind, enorme doeken. In totaal zo’n 180 werken. Het is niet allemaal mijn smaak, maar ze zijn indrukkwekkend en zeker eenaanrader voor mensen die normaal naar Frans Hals in het Rijksmuseum gaan.

Het interessantste was de uitleg over de Hobo Code. Deze cultuur is eind 19de eeuw in de VS ontstaan, toen de hobo’s (arbeidsnomaden die vaak per goederdentrein dwars door het land reisden) een communicatiesysteem nodig hadden. Ze ontwikkelden hiervoor een systeem van symbolen, wat uiteindelijk de hobo-code is geworden. Deze tekens lieten ze achter op goed zichtbare locaties, zoals bruggen en watertorens, om cruciale informatie over het omringende gebied te delen.

Deze symbolen waren essentieel voor de arbeidsmigraten om te overleven. De hobo-codes hebbe zich verder ontwikkeld, met name door het toevoegen van eigen persoonlijke merktekens: een soort persona’s, monikers geheten. En die zijn weer belangrijk deel geworden van de moderne graffiti-cultuur.